ETS
(= F:eau-forte, E:etching, D:Radierung)Deze techniek is ontstaan in het begin van de 16de eeuw en werd in de boekdrukkunst gebruikt om tekeningen te reproduceren. Hiermee konden veel fijnere prenten gedrukt worden dan met de daarvoor gebruikelijke houtsnee. Hieronder volgt beknopte uitleg over het maken van een ets.
Werkwijze:
1. Een plaat koper (1,2 a 2mm) of zink wordt vlak gepolijst. De randen van de plaat worden mooi rond gevijld.
2. De plaat wordt vernist met etsgrond (kogelvernis). Deze bestaat meestal uit bijenwas en harsen.
3. De etsgrond wordt berookt met een kaars. Het roet zet zich vast op de vernis en maakt de plaat matzwart. Daardoor zijn de lijnen tijdens het tekenen beter zichtbaar.
4. Met een stalen stiften en puntige naalden grift de kunstenaar de tekening in de etsgrond zodat het onderliggende metaal zichtbaar wordt.
5. Nadat ook de achterkant van de plaat is afgedekt met vernis wordt de plaat geëtst in een bad met etswater. Dit kan salpeterzuur zijn, ijzerperchloride of een mengsel met zoutzuur en kaliumchloride. Tijdens het inbijten met salpeterzuur moeten de gasbelletjes die ontstaan met een veer worden weggeveegd.
Om lijnen van verschillende diepte te etsen worden de lijnen die al diep genoeg zijn afgedekt met vernis en de plaat wordt verder geëtst. De diepte van de lijnen wordt gecontroleerd door te voelen met een fijne naald. Een andere methode om verschillende dieptes te bekomen is de lijnen die het diepst moeten worden eerst te tekenen, en na een etsbeurt lijnen bij te tekenen en opnieuw te etsen. De eerst getekende lijnen worden zo verschillende keren geëtst en dus het diepst. Na het etsen wordt de etsgrond afgewassen met terpentijn of petroleum.Zie verder voor het maken van afrukken van de ets.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten